Redelijkheid en billijkheid zijn de sociaal aanvaardbare normen zoals ze door het gewoonterecht, ongeschreven recht of algemene rechtsbeginselen zijn geformuleerd. Deze kunnen strijdig zijn met gecodificeerd recht, bijvoorbeeld wanneer het naleven van een overeenkomst zou leiden tot een dermate ongunstig effect voor een der betrokkenen dat het afdwingen van naleving van die overeenkomst onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. In dat geval wordt de regel uit de overeenkomst (of uit het gewoonterecht, of zelfs uit de wet) buiten toepassing gelaten. Dit hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. In dat geval wordt ook wel gesproken over hardheidsclausule. De term onaanvaardbaar zorgt ervoor dat er een hoge drempel is, zodat hier niet zo snel sprake van is. Alleen strijd met de redelijkheid en billijkheid is dus niet voldoende.
In het oude Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW), van voor 1992, werd dit begrip aangeduid met goede trouw (in objectieve zin).
In het Romeinse contractenrecht werd er al gewerkt met de bonafides. Een kenmerkend verschil is echter dat de bonafides, anders dan de tegenwoordige open norm, uit een aantal vaste regels bestond. Contracten werden opgedeeld in bonafide contracten en contracten stricti iuris. Wederkerige overeenkomsten, dat wil zeggen een overeenkomst waarbij de ene prestatie tegenover de andere staat, zoals koop, behoorden tot de eerste categorie. Het onderscheid had gevolgen voor de toepasselijke actiones. In de kern kwam het verschil erop neer dat slechts bij actiones bonae fidei verweren die uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeien door de rechterlijke autoriteiten automatisch in ogenschouw werden genomen. Dit kon zowel in het voordeel van eiser als van gedaagde zijn. Bij de actiones stricti iuris waren slechts verweren van de gedaagde mogelijk die een beroep deden op de bonafides. Dit gebeurde door middel van de exceptio doli.